11 Nov
ADEM IN en ADEM UIT

Elk deel van mijn jonge leven beschrijf ik gedetailleerd en uitgebreid in mijn dagboek.
Schrijf er ook zelfbedachte verhaaltjes in. Over vakanties, feesten, school, vriendjes, vriendinnen en dagelijks leven.

Er is één onderwerp dat in mijn vroegere dagboeken nergens beschreven staat.
Het staat nergens benoemd.
Als anderen ooit mijn jonge meisjes-dagboeken zouden lezen, zonder mij te kennen, dan zou het voor hen volledig onzichtbaar blijven.
En dat is toch bijzonder.
Want het was een groot deel van mijn dagelijks bestaan. En ook dat van mijn ouders en mijn broer.

Vanaf piepklein meisje had mijn lijf zich te verhouden tot een behoorlijk hevige astmatische bronchitis.
Deze ontsteking van mijn luchtwegen speelde bijna elke dag in kleine mate, en soms in hevige mate op.
In die hevige periode was ik ongeveer een week uit het dagelijks leven.
Dusdanig benauwd dat ik zo nu en dan long-piepend en met blauwe lippen, op de achterbank van de auto naar het Sophia Kinderziekenhuis werd gereden.
Voor een 'hátseflats'-spuit in mijn bovenbeen, met Prednison.
Om weer te kunnen ademen.
En het staat nergens, echt nergens, beschreven.

Het is psychologisch uiteraard bere-interessant wat daarvan de reden is.
Hoe kwam het dat ik over alles in mijn leven lange pagina's vol schreef. En over dit zo wezenlijk bepalende deel van mijn leven niets?
* Schaamde ik me?
* Wist ik er geen woorden voor te vinden?
* Of wilde ik er, naast al die weken per jaar die door mijn benauwd-zijn werden geregeerd, 'niets mee te maken hebben'. 

Hoe dan ook...
Zo'n 8 weken per jaar werd ademhalen bijna onmogelijk. Alsof er een olifant op mijn borst zat. Dag in, nacht uit.
Het begon met een beetje piepende ademhaling.
Daaraan herkenden mijn ouders de eerste signalen. Ik ook.

Ik wilde natuurlijk zo lang mogelijk 'gewoon' blijven doen.
Naar school gaan. Met vriendinnetjes spelen. Met Sten spelen.
Televisie kijken in de woonkamer. Schoolzwemmen.
Turnen. Blokfluit spelen. Zingen.
Mee op schoolreisje. Onbezorgd meisje zijn.
Maar er kwam altijd een grens.
Waarop het niet meer 'gewoon' kón gaan.
Waarop de benauwdheid mijn leven tijdelijk overnam.
En daarmee ook ons gezin.

Dan volgde er een paar dagen van bedrust op mijn eigen kamertje.
Van leven tussen 'de pufjes' in.
Ik mocht elke 4 uur een pufje. Waardoor ik even iets gemakkelijker kon ademen.
Na 3 uur was dat pufje vaak uitgewerkt. Dan was ademen geen minuut meer vanzelf. En ook geen seconde uit mijn gedachten.
                                      Nét weer hersteld, 1978  

Tijdens het wachten op weer een beetje lucht, ontdekte ik een paar houdingen.
Houdingen waardoor ik gemakkelijker kon ademen.
Een zeer beproefde houding was 'het coconnetje':
Dan ging ik op mijn knieën liggen en boog helemaal naar voren, zodat mijn hoofd op mijn onderarmen lag, op het bed.
Alsof ik in een klein coconnetje opgerold lag.
Deken warm over mijn rug.
Die houding hielp mijn borstkas naar beneden te zakken. En gaf ruimte aan mijn rug om op te bollen.
Zodat mijn longen zoveel als mogelijk ruimte hadden voor dat gewilde beetje extra lucht.
Zo 'cocoonde' ik, totdat ik een nieuwe puf mocht nemen.
Dag en nacht.

In de nacht kwam mijn vader als ik riep. 'Kuusjebuu...' piepte ik dan. Waarmee ik bedoelde: 'Ik voel me zo naar...'
Hij aaide over mijn bolletje. En over mijn rug. Dat hielp óók.
Overdag was er mijn moeder voor alle dingen. Ze droeg een groot deel van de zorgen.
Poes Dropje kwam bij me op bed. Snorrend. Die wist ook wel dat er iets mis was...
En soms kwam Sten zijn huiswerk bij mij op mijn kamer maken. Zodat ik even niet alleen was.

Vanaf het moment dat ik weer wat beter werd, begon ik zachtjes te zingen in mijn bed.
Als mijn vader dan thuis kwam riep hij: 'Wie hoor ik hier zingen?'
Dan was ik trots dat ik hem blij maakte.
En mocht ik altijd weer bij hen in de woonkamer op de bank liggen.
Niet meer alleen zijn. Dat was zo fijn.

In ongeveer het laatste bezoek bij de kinder-longspecialist in het Sophia Kinderziekenhuis, meldde deze: "dat het wel eens voorkwam dat een kind in de puberteit over de astmatische bronchitis heen groeide". Iets met invloed van hormonen, enzo.
Ik begreep daar toen nog niet zoveel van. 12 jaar.

De man had wél gelijk. Bij mij kwám het voor!
Ik kreeg steeds minder grote aanvallen.
De dagelijkse benauwdheid bereikte een goed leefbaar peil.
En waardoor het ook kwam: vanaf ongeveer mijn 18e jaar waren de grote aanvallen verleden tijd.

Boeiende vraag:
Wat heeft de astmatische bronchitis in mijn leven eigenlijk betekend?
Pas vele, vele jaren later begon ik dat te ontdekken.
En er ook wat over te schrijven.

Wordt vervolgd....


Comments
* De e-mail zal niet worden gepubliceerd op de website.